Historie

Huis de Ehze in 1743

De oudst bekende verwijzing naar de plaats Almen stamt uit het jaar 1188, als de bezittingen van de graaf van Dale worden geïnventariseerd en vastgelegd in een bezittingenlijst. De naam van de plaats verwijst vermoedelijk naar een ter plekke aanwezig iepenbos, bomen die ook wel olmen, elmen of almen worden genoemd. Hoewel al in 1271 sprake is van een parochie te Almen, begint de bouw van de huidig kerk pas in de 14de eeuw. Een zandstenen doopvont uit de 11de eeuw dat in 1834 onder de vloer van het torenportaal wordt gevonden, duidt op een substantiële voorganger.

Na de reformatie komt net als overal in Nederland de van oorsprong katholieke kerk in Almen in protestantse handen en wordt daarna ook de kerk van de familie Van Lintelo, de plaatselijke adel van het nabij gelegen Huis de Ehze. De tot dusverre bekende gegevens wijzen erop dat het Christiaen Carel van Lintelo (1669-1736) is geweest die begin 18de eeuw, of mogelijk eind 17de eeuw, een crypte onder het koor van de Almense kelder heeft laten aanleggen als grafkelder voor zijn familie.

Christiaen Carel van Lintelo (1669-1736)

De oudst bekende bijzetting in de crypte vindt plaats in 1714 en betreft Frederik Wilhelm van Lintelo, een zoontje van Christiaen Carel, die zijn eerste verjaardag net niet heeft gehaald. Opmerkelijk is dat het jongetje in Berlijn is geboren en gestorven, waar zijn vader buitengewoon gevolmachtigde van de stadhouder was. Als zijn vader wegens beëindiging van zijn aanstelling terugkeert naar Nederland, wordt rond dezelfde tijd of niet lang daarna zijn overleden zoon naar Almen gebracht om daar in de crypte te worden begraven. Vanaf dat moment worden met enige regelmaat meer overleden familieleden van het geslacht Van Lintelo bijgezet, waaronder Christiaen Carel zelf in 1736. De laatste Van Lintelo wordt in 1768 ter ruste gelegd in de crypte. Het is de 62-jarige Anna Maria Dorothea van Lintelo, de kinderloze weduwe van de al in 1751 in de kelder bijgezette Maurits Carel George Wilhelm van Ripperda, de heer van Verwolde, Vorden, Leemkuil, Olydam en de Ehze. Ze zullen het laatste echtpaar uit de lijn Van Lintelo zijn dat in Huis de Ehze zal wonen.

In 1777 wordt Huis de Ehze verkocht aan Ludolph Hendrik van Oyen en in het verlengde daarvan neemt de familie Van Oyen de crypte onder de Almense kerk in gebruik. De eerste bijzettingen door deze familie vinden plaats in 1780, waaronder Ludolph Hendrik zelf. Blijkbaar wordt de crypte echter gedeeld met een andere adellijke familie, want het grafboek van de kerk vermeldt dat in 1779 een lid van de familie Van der Meulen van Huis het Hulze in de crypte wordt bijgezet.

Tegen die tijd zijn de in de crypte bijgezette leden van de familie Van Lintelo inmiddels in de hoek van de crypte achter een toegevoegde binnenmuur weggeborgen. De laatst bekende zekere bijzetting in de crypte onder de Almense kerk wordt uitgevoerd in 1817, al is het niet uitgesloten dat nadien nog een enkele bijzetting plaatsvindt. Daarna verandert de maatschappij ingrijpend, brokkelt de betekenis en welvaart van de adel en huizen als De Ehze en Het Hulze af en verdwijnen gaandeweg de oude adellijke families van Almen.

Blik in de crypte via de noordelijke ventilatieopening

Tegen de tijd van de laatste bijzetting in de crypte is het gebruik om in en rond kerken te begraven onderwerp van veel discussie vanwege de bijkomende hygiëneproblemen. Die discussie eindigt als met ingang van 1 januari 1829 het begraven in kerken bij Koninklijk Besluit wordt verboden. Er vinden dan geen verdere bijzettingen meer plaats in de Almense crypte. Als vervolgens in 1849 een uitbreiding van de kerk en een grote renovatie worden gerealiseerd én er geen familie meer is om voor de kelder en de doden te zorgen, besluit men de niet meer gebruikte crypte ‘voorgoed’ af te sluiten.

De toegang wordt dichtgemetseld, het trapgat wordt opgevuld en afgedekt met een nieuwe kerkvloer. Zo raakt de grafkelder langzamerhand buiten het beeld van de levenden, maar blijven de bijgezette doden ongestoord in de ondergrondse ruimte rusten en herinneren slechts de twee intact gelaten en met tralies beveiligde ventilatieopeningen in de buitenmuren nog zichtbaar aan het grafcomplex. Ondanks afsluiting krijgen de doden na 1849 toch een paar keer bezoek. Zo komen verhalen over mummies onder de kerk in omloop en spreekt de Almense crypte al meer dan anderhalve eeuw toenemend tot de verbeelding van Almenaren en bezoekers die zich door de tralies verwonderen over de aanblik van de doodskisten in het schemerlicht.